Tijdens een les begin deze week schreven studenten op het bord: "Alles kan kapot." Mijn angst dat ze massaal in opstand zouden komen en vakkundig mijn digibord zouden slopen, werd snel weggenomen door te verwijzen naar andere teksten op het bord over verliefdheid.
Wonderlijk genoeg heb ik dezelfde uitspraak deze week nog een paar keer gehoord. En daar ik steeds minder in toeval ga geloven, moest ik er even over nadenken.
Het uitspreken van de abolute stelling is gelijk een wens. Dat lijkt mij een tegenstelling. Ergens speelt het besef dat datgene wat eeuwig en betrouwbaar is, kapot kan. En daarmee is het geloof in een onvoorwaardelijk bondgenootschap al niet reëel. En daarna? Wil je iets hebben dat je kapot gemaakt hebt? En vind je jezelf dat dan nog waard?
Even verder filosoferend trok ik de conclusie dat het helaas zo vaak gebeurt, dat we daarmee onze dromen kapot maken, dromen van dat wat we niet hebben. Misschien moeten we maar blij zijn met wat we al hebben, of niet krijgen.
Toevallig genoeg speelt aaitjoens op dit moment het prachtige Cannonball van Damien Rice, om het in perspectief te zetten.